Een kloeke ridder op weg naar de basiliek

Op weg naar de basiliek komt een mens de vreemdste creaturen tegen. Hij zat wat weggedoken achter een struik op een bank aan het oude treinspoor tussen Zichem en Scherpenheuvel. Ik besloot eerst om hem even voorbij te rijden en van afstand te bekijken hoe gevaarlijk hij kon zijn. Mijn nieuwsgierigheid won het echter van de in mijn hersenen voorgeprogrammeerde voorzichtigheid. Vooral de pluim op zijn helm intrigeerde me. Ik kneep de remmen dicht, keerde onvervaard mijn aluminium ros en vroeg hem waarom hij er uit zag zoals hij er uit zag. Het duurde even voor hij sprak en ondertussen begreep ik de context. Ieder jaar stappen een twintigtal in kletterend ijzer gestoken kranigaards te voet van Diest naar Scherpenheuvel. Deze kloeke ridder bleek Cedric Dierick te heten en hij had zijn strijdmakkers alleen laten verder trekken om niet nodeloos tot last te zijn. “Mijn borstplaat heb ik in de volgwagen gelegd maar opgeven doe ik nooit”, prevelde hij, met wat inderhaast teruggevonden adem. “Ik zal nog wel een paar keer moeten rusten maar aankomen doe ik zeker.”

Cedric vertelde nog dat het de laatste keer was dat de tocht in deze vorm plaats vindt. De organisator stopt ermee. Volgend jaar nemen de Heeren van Diest het echter over en daar blijkt Cedric de titel van voorzitter en captain te dragen. Misschien volgend jaar toch eerst even naar het weerbericht kijken, heer Cedric. Alleen sardientjes verdragen dertig graden in een blikken omhulsel. En dan nog met wat citroensap.

Geef een reactie